FAQ

Er bestaan heel wat misverstanden over wat de Veiligheid van de Staat doet en misschien nog meer over wat ze niet doet. Hieronder een overzicht aan de hand van veel gestelde vragen.

Het incident wordt gemeld aan de toezichthoudende autoriteit, de Nationale Veiligheidsautoriteit (www.nvoans.be).

De wet van 11 december 1998 en het uitvoeringsbesluit van 24 maart 2000 vermelden uitdrukkelijk de voorwaarden volgens dewelke geclassificeerde nota's moeten worden bewaard (zo is het verboden om een geheime nota te versturen via een netwerk dat aangesloten is op het internet en een geheime nota die wordt afgedrukt, moet geregistreerd worden bij een veiligheidsdienst en in een kluis bewaard).

De auteur van de nota bepaalt de classificatie.
De classificatie zal overeenstemmen met de hoogste graad van bescherming die een bepaalde informatie in de nota vereist. Dat betekent dat een nota ‘zeer geheim’ zowel zeer gevoelige als minder gevoelige informatie kan bevatten.

Een geclassificeerde nota moet zich steeds richten tot een specifieke persoon. Ze kan niet naar een overheid(sdienst) worden verstuurd zonder vermelding van een geadresseerde.
De nota kan ook enkel besproken worden met de geadresseerde(n).
Zelfs een persoon met de vereiste veiligheidsmachtiging die niet tot behoort tot de geadresseerden, kan er geen kennis van nemen zonder de voorafgaande toestemming van de dienst die de nota heeft opgesteld ('need-to-know'-beginsel).

Om toegang te krijgen tot een geclassificeerde nota, moet u minstens beschikken over hetzelfde niveau van veiligheidsmachtiging als de classificatie.
U moet de informatie ook nodig hebben voor de uitoefening van uw functie (='need to know').
Een nota 'zeer geheim' kan enkel ontvangen en gelezen worden door een persoon met een machtiging “zeer geheim”.

Op basis van de informatie in de nota en de ernst van de mogelijke gevolgen van een oneigenlijk gebruik.
Hoe ernstiger de potentiële gevolgen, hoe hoger de classificatie.
Potentiële gevolgen kunnen een menselijke bron betreffen, maar ook de modus operandi van de betrokken dienst.
Voorbeeld: een nota die de identiteit van een bron bevat, wordt geclassificeerd als 'zeer geheim'.

Ze verwijst niet naar een classificatie, maar naar het ‘need to know’-principe (K.B. 24.03.2000). Een nota ‘beperkte verspreiding’ mag enkel worden gebruikt in het kader van het doel waarvoor ze is opgesteld (bijv. een nota in het kader van een vraag voor toegang tot het grondgebied).

De wet van 11/12/1998 voorziet in 3 niveaus:
-Vertrouwelijk
– Geheim
– Zeer geheim.

De VSSE heeft een louter adviserende rol in het proces van erkenning van de geloofsgemeenschappen, wat een bevoegdheid is van de gewesten. De VSSE bezorgt - samen met de andere betrokken diensten - haar advies aan de dienst "Erediensten” van de Federale Overheidsdienst Justitie.

De doorlichting van alle moskeeën van België is als dusdanig geen wettelijke opdracht van de VSSE. De VSSE werkt op moskeeën wanneer er een verband bestaat met de dreigingen die ze bij wet dient op te volgen zoals terrorisme, inmenging of extremisme.

Los van de erkenningsprocedure kan een geloofsgemeenschap of een andere instelling (bijvoorbeeld een school, een VZW, …) dus wel in beeld komen bij de VSSE, wanneer tijdens een inlichtingenonderzoek blijkt dat personen verbonden aan deze gemeenschap of instelling een dreiging vormen voor de veiligheid van ons land. Dreigingen kunnen zijn: terrorisme, extremisme, radicaliseringsprocessen, inmenging of spionage.

 

Veiligheidsverificaties (screenings) voor mensen die in een ‘gevoelige’ omgeving werken zoals op een luchthaven, vallen onder de bevoegdheid van de Nationale Veiligheidsoverheid (NVO). Ze worden uitgevoerd door verschillende instanties: de VSSE, de militaire inlichtingendienst ADIV en de Federale Politie, elk in het kader van zijn/haar bevoegdheden. Bij de VSSE wordt nagegaan of de persoon gekend is in haar databanken.

Na de antiterreuractie in Verviers (januari 2015) en de aanslagen in Parijs (november 2015) en Brussel (maart 2016) heeft de VSSE zich tijdelijk vooral geconcentreerd op contraterrorisme. Een keuze die door de Nationale Veiligheidsraad werd goedgekeurd.

De VSSE telt binnen de pijler ‘inlichtingen’ echter meer aandachtsvelden dan enkel contraterrorisme en de strijd tegen radicalisering en extremisme. De dienst legt zich bijvoorbeeld ook toe op contraspionage, contraproliferatie en cyberveiligheid en cyberintelligence. Cyber is voor de VSSE geen materie op zich, maar een methode of een instrument om terrorisme of spionage te faciliteren. Tot slot zet de VSSE zich ook in voor de bescherming van het wetenschappelijk en economisch potentieel (WEP).

Naast de inlichtingenopdracht voert de Veiligheid van de Staat ook veiligheidsonderzoeken en veiligheidsverificaties uit.

De derde-dienstregel zegt dat de inlichting die een dienst van een bepaald land overmaakt aan een andere buitenlandse dienst de ‘eigendom’ blijft van de eerste dienst.

Dat betekent dat:

  • de inlichting niet gecommuniceerd mag worden aan derden zonder goedkeuring van de versturende dienst;   
  • de inlichting enkel kan gecommuniceerd en behandeld worden met respect voor de specifieke veiligheidsvoorwaarden (bescherming van de bron en van de inlichting die werd doorgegeven);
  • de inlichting enkel kan gebruikt worden voor het doel waarvoor ze geleverd werd. Er is toestemming nodig voor een ander gebruik (bijvoorbeeld door het gerecht).

De Veiligheid van de Staat is bevoegd voor dreigingen tegen België, die zich ontplooid hebben in eigen land of vanuit het buitenland.

De VSSE waakt met andere woorden over de inwendige veiligheid van de staat - het voortbestaan van de democratische en grondwettelijke orde - en over de uitwendige veiligheid van de staat en haar internationale betrekkingen. Om dreigingen tegen deze verschillende elementen in kaart te kunnen brengen, heeft de VSSE nood aan informatie uit binnen- en buitenland. De VSSE werkt daarvoor samen met binnenlandse partnerorganisaties, maar ze onderhoudt ook contacten met buitenlandse zusterdiensten met wie ze inlichtingen uitwisselt. De VSSE kan verbindingsofficieren aanstellen in het buitenland. ‘Under cover’ operaties vanuit het buitenland kan ze niet uitvoeren.

Dat klopt niet. De VSSE wordt gecontroleerd door zowel de BIM-Commissie als door het Vast Comité I.

De BIM-commissie is een bestuurlijke onafhankelijke commissie, samengesteld uit drie magistraten. Ze is belast met het toezicht op de specifieke en uitzonderlijke methodes die de VSSE hanteert wanneer deze informatie inzamelt. Als de VSSE bijvoorbeeld afluisterapparatuur wenst te plaatsen in het kader van een bepaald dossier - wat valt onder de uitzonderlijke inlichtingenmethodes - moet ze vooraf de goedkeuring hebben van de administrateur-generaal van VSSE en van de BIM-commissie.  

Het Vast Comité I, een onafhankelijk en permanent controleorgaan, controleert en beoordeelt of de VSSE haar werk uitvoert volgens de wet. Om dat te kunnen doen, krijgt het Comité I steeds toegang tot alle informatie van de VSSE.

 

Indien er aanwijzingen zijn dat persoon x een dreiging vormt, kan de VSSE overwegen om de betrokkene af te luisteren bijvoorbeeld door een telefoontap. De agenten van de VSSE kunnen dat echter niet zomaar doen. Het kan pas nadat zowel de administrateur-generaal van VSSE als de BIM-commissie expliciet hun goedkeuring hebben gegeven. Op dat moment kan ook het Vast Comité I reeds een controle uitvoeren op de wettelijkheid van de gebruikte methode. Een telefoontap mag normaal gezien niet langer duren dan twee maand, tenzij deze periode verlengd wordt mits het naleven van zeer strikte wettelijke voorwaarden (zie Wet houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten).

De wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van 30 november 1998 (artikel 13) verplicht de VSSE te waken over de veiligheid van de gegevens van haar bronnen, maar ook over de veiligheid van de informatie en persoonsgegevens die deze bronnen leveren. De bronnen zijn het fundamentele werkinstrument van de VSSE. 

De wet houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van 30 november 1998 omschrijft duidelijk welke bijzondere inlichtingenmethodes agenten van de VSSE bij onderzoeken kunnen inzetten. Daartoe horen schaduwen, telefoontaps uitvoeren, inbreken in computers… Het gebruik van deze bijzondere inlichtingenmethodes wordt gecontroleerd zowel door de BIM-Commissie als door het Comité I. De controles zijn door de wet vastgelegd.

Het zal niet verbazen: noch doden noch de opdracht geven om te doden maken daar deel van uit. Het kernidee van inlichtingenwerk is niet voor niets discretie. 

De VSSE maakt gebruik van verschillende soorten van inlichtingenbronnen. Human intelligence of menselijke bronnen zijn sinds geruime tijd de belangrijkste. Maar ook social media intelligence, het schaduwen van targets, telefoontaps, observaties, travel intelligence of reisinformatie en open source intelligence kunnen informatie aanreiken. Open sources zijn vrij toegankelijke bronnen zoals de pers, televisie, het internet. De VSSE gaat met andere woorden inderdaad soms aan de slag met informatie uit een krantenartikel. 

De opdracht tot persoonsbescherming is niet langer een verantwoordelijkheid van de VSSE. De dienst ‘protectie’ werd ingevolge de uitvoering van het regeerakkoord overgedragen aan de Federale Politie op 1 juni 2016. De persoonsbescherming van de leden van de Koninklijke Familie wordt nog steeds verzekerd door de Federale Politie.

Een screening of veiligheidsverificatie mag niet verward worden met een veiligheidsonderzoek.

Bij een veiligheidsverificatie wordt enkel nagegaan of een persoon bekend is in de databank van de geconsulteerde diensten (VSSE, ADIV, politie). Een ‘hit’ in de databank van de VSSE betekent enkel dat de persoon – van ver of van dichtbij - gelinkt is met één van de dreigingen die de VSSE opvolgt.

Een veiligheidsonderzoek is veel grondiger, zowel wat betreft de omvang van de ingewonnen informatie als wat betreft de evaluatie van de risico’s. 

Sinds 21 december 2015 worden alle asielzoekers gescreend. Ze worden met andere woorden onderworpen aan een veiligheidsverificatie: er wordt nagegaan of ze gekend zijn in de databank van de Veiligheid van de Staat, ADIV en de politie.

Het feit dat ze gekend zijn, impliceert evenwel niet noodzakelijk dat ze gevaarlijk zijn. Een ‘hit’ in de databank betekent enkel dat de persoon in kwestie – van ver of van dichtbij - gelinkt is met één van de dreigingen die de VSSE opvolgt. Het kan dus evengoed gaan om een gevaarlijk individu als om iemand die de aandacht van de VSSE heeft getrokken, bijvoorbeeld omdat hij banden heeft met een buitenlandse inlichtingendienst. Het kan ook zijn dat de persoon slechts onrechtstreeks in verband kan gebracht worden met een dreiging of hij kan het slachtoffer zijn van een dreiging.

De Veiligheid van de Staat verhindert het verwerven van de Belgische nationaliteit niet. Conform het Wetboek van de Belgische nationaliteit wordt de Veiligheid van de Staat geconsulteerd en geeft ze een advies, precies zoals ook het parket van het bevoegde rechtsgebied en de Dienst Vreedemingenzaken dat doen. De beslissing om de Belgische nationaliteit al dan niet toe te wijzen, komt niet toe aan de Veiligheid van de Staat. Voor een procedure van nationaliteitsverklaring is het parket bevoegd, en desgevallend de rechtbank van eerste aanleg. Voor een naturalisatieprocedure komt de beslissing toe aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers.